|
Blijven de zwaluwen lang , wees dan voor de winter niet bang.
Het kraaien van de haan, kondigt regen en wind aan.
Als vroeg krokussen bloeien, dan zullen ze met de koude stoeien.
Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren.
Bekijk het altijd van de zonnige kant, de meeste regen valt naast je. |
Als je uien in je eten vindt, is er kans op harde wind.
Zijn er in december veel mollen, dan laat de winter met zich sollen.
Blinkt oktober in zonnegoud, de winter volgt dan snel en koud.
Het kan vriezen tot in mei, tot de IJsheiligen zijn voorbij. |
Draagt januari een sneeuwwit kleed, dan wordt de zomer zeer heet.
Aprilletje zoet, geeft nog wel eens een witte hoed.
Lopen bij vorst de spinnen uit, de winter is een fluit.
Sneeuw met donder in januaar, voelt men gans het jaar. |
|